ZED sprak met Burhan Qurbani over 'Berlin Alexanderplatz'
Berlin Alexanderplatz is een monumentaal boek. Ook de serie van Fassbinder is iconisch. De Duitse regisseur Burhan Qurbani maakte er een hedendaagse bewerking van.
Net als in het boek komt Franz (Welket Bungué), in deze film een zwarte asielzoeker uit West-Afrika, in contact met de seksueel gefrustreerde drugsdealer Reinhold (Albrecht Schuch). Hij staat voor de snelle weg naar geld en macht, een levenswandel die ook pijn en verlies met zich meebrengt. Een prille relatie met sekswerker Mieze (Jella Haase) kan Franz’ redding zijn, maar de goedbedoelende man wordt bijna letterlijk verscheurd door de conflicterende krachten die aan hem trekken.
Burhan Qurbani: “Dat boek is als een roman van het leven, eentje die ik sinds mijn zestiende meerdere keren heb gelezen. Het was onderdeel van mijn curriculum op de middelbare school. Sindsdien draag ik het werk mee in mijn onderbewustzijn. De tekst kwam vooral weer tot me toen ik naar Volkspark Hasenheide in Berlijn verhuisde, een bourgeois middenklasse park met allemaal leukigheidjes als een kinderboerderij, minigolf en openluchtcinema. Families met kinderen hangen er rond. Maar het park staat ook bekend als drugspark, met veel dealers die voornamelijk uit Sub-Sahara-Afrika komen. Ik heb het altijd wanstaltig gevonden dat zwarte mensen in dat contrastrijke park automatisch worden aangezien voor drugsdealer.”
Het is te leuk om de duivel te beschrijven. Met Reinhold in de weer gaan betekent dat je ook de donkerdere kanten van je eigen ziel onder ogen zie - Burhan qurbani
De film verwijst naar de literaire oorsprong, in het gebruik van hoofdstukken en voice-overs die commentaar leveren op het verhaal. Het benadrukt hoe je een narratief van iemands leven construeert. Was het de bedoeling om ook een soort metacommentaar te maken?
“Dat begint allemaal bij de belangrijkste keuze voor deze film: mijn hoofdpersonage is een vluchteling uit West-Afrika, Franz, en zijn antagonist is een witte, Duitse drugdealer, Reinhold. Zo belanden we automatisch op het terrein van postkoloniale narratieven en dat is bepalend voor hoe de film voelt. We vertellen over een vreemde ziel in een vreemd land die alles is verloren, die haast naakt arriveert – niet in de lichamelijke zin, maar in de zin dat hij de taal niet kent en niet kan vertrouwen op zijn achtergrond. We besloten al snel daar geen sociaalrealistische studie van te maken. Ik zie het als een metafysische reis van het hoofdpersonage en ik hoop dat we het boek van Döblin daarmee eer aandoen.”
Ik vroeg me af of u zich hebt laten verleiden om Reinhold een grotere rol te geven dan in het boek van Döblin en de serie van Fassbinder?
“Het is te leuk om de duivel te beschrijven. Met Reinhold in de weer gaan betekent dat je ook de donkerdere kanten van je eigen ziel onder ogen ziet. Misschien is het te Freudiaans om te zeggen, maar ik zie hem als Thanatos, de doodsdrift die Franz voortstuwt. Dan moet Mieze Eros zijn en ik vind haar aanwezigheid ook heel uitgesproken.
Ik heb zelfs het idee dat we dit verhaal vanuit haar perspectief gepresenteerd krijgen. Toen ik de film bij de première zag in een volle zaal, realiseerde ik me ook weer hoe sterk Welket Bungué zijn Franz heeft weten neer te zetten. Ik zie vooral veel kracht en verzet, ook tegen Reinhold. Ja, Reinhold is intrigerend en sexy en hij heeft veel macht, maar ik had persoonlijk nooit het gevoel dat ik Franz verloor. Als ik per ongeluk Reinhold Alexanderplatz had gemaakt, dan was dat een grote vergissing geweest, maar ik heb nog steeds het gevoel dat dit het verhaal van Franz is. Het DNA van het verhaal is nog altijd dat hij verscheurd wordt door twee krachten die aan hem trekken.”
Dat wordt heel sterk verbeeld in een opzwepende scène waarin Franz nieuwe asielzoekers rekruteert voor de drugshandel van Reinhold en een haast patriottische speech afsteekt waarin hij scandeert: “Ik ben Duitsland!”
“Dit is precies wat rechts doet: ze reduceren de wereld tot duidelijke, maar daardoor ook gevaarlijke narratieven. Wij en zij, goed en kwaad. Dat Franz die krachtige uitingen overneemt zie ik als een provocatie. Dit is een middelvinger naar de racisten: fuck off, ik ga hier blijven. Misschien gaan we soms te gevoelig met ze om. Wij proberen eerlijk en gebalanceerd met ze in debat te gaan op een manier die rationeel is. Mijn hoofdpersonage, en dat is het privilege van film, hoeft niet rationeel te zijn.” (Hugo Emmerzael / De Filmkrant)