ZED sprak met Fabrice du Welz over 'Adoration'
Vele jaren geleden hoorde het Leuvense filmpubliek voor het eerst van regisseur Fabrice du Welz: in 2001 won hij met zijn film Quand on est Amoureux, c’est Merveilleux de Prijs van het Publiek in de allereerste Europese competitie van het Kortfilmfestival Leuven. Sindsdien groeide hij uit tot een klinkende naam in de Franstalig-Belgische cinema. Hij maakte geweldige films als Calvaire en Alléluia, die ook in Cinema ZED heel wat bijval genoten. Deze maand verschijnt zijn zesde film; Adoration.
Met deze film vervolledigt u uw Ardeense trilogie. Wat is als Brusselaar uw band met die regio?
Ik ben altijd al gefascineerd geweest door het excessieve karakter van de Ardennen. In de zomer gaat er een extreme schoonheid vanuit, terwijl er in de winter haast een vijandig klimaat heerst. Er huist een echte Belgische identiteit, waar Latijnse en Germaanse culturen elkaar ontmoeten tot iets mysterieus. Het nodigt uit tot een surreële belevenis, wat mij als filmmaker inspireert. Je déteste le réalisme (lacht).
Daarnaast denk ik dat het overkoepelende thema van deze drie films is dat ze gaan over mensen die zich ofwel van de waanzin bevrijden door liefde, ofwel van de liefde door waanzin. Met Adoration heb ik dat idee op de meest zuivere, onschuldige manier benaderd. Vanuit het perspectief van
een kind.
Zoals al uw werk is Adoration ook een film zoals niemand anders die in België maakt. Bent u tevreden met die outsider-reputatie?
Mijn films krijgen inderdaad vaak een soort cultstatus. Het maakt me niettemin erg gelukkig wanneer bijvoorbeeld Lukas Dhont, de regisseur van Girl, op me afstapt en vertelt dat hij grote fan is van mijn werk. Hij heeft tijdens zijn opleiding zelfs een scène uit Vinyan nagemaakt. Ik hoop steeds dat jonge mensen mijn films leren kennen, erdoor worden uitgedaagd en aldus zelf de passie van cinema voelen. Dat geeft mij de grootste voldoening.
Hoe kijk je als regisseur naar de Franstalige en Nederlandstalige filmsectoren. Bestaat er nog zoiets als een ‘Belgische filmmaker’.
Voor mij zijn er twee echte Belgische filmmakers geweest; André Delvaux en Harry Kümel, uit de tijd van vóór het federalisme. Dat zijn twee regisseurs die een mix van de twee culturen maakten. Dat bestaat nu niet meer. Nu heb je de Franstalige filmmakers, die erg Franse films maken met grote Franse sterren aan de ene kant en de Vlaamse filmmakers, die zich veel meer richten op de Angelsaksische wereld. En dat vind ik echt jammer, dat zoiets als een Belgische identiteit of een Europese identiteit verdwijnt. Adoration is een genrefilm, maar helemaal niet beïnvloed door de Amerikaanse cinema. Op die manier probeer ik die ‘Europese identiteit’ nieuw leven in te blazen.
Enkele jaren geleden trok je naar Hollywood, waar je de films Colt 45 en Message from the King maakte. Hoe is dat avontuur je bevallen?
Dat is niets voor mij gebleken. Ik heb er geleerd dat ik als regisseur teveel gesteld ben op mijn onafhankelijkheid en mijn vrijheid. Ik kwam er in een situatie terecht waar men mij kwam vertellen hoe ik de zaken moest aanpakken. En dat wil ik niet meer. Er zijn flinke conflicten geweest en daar hou ik niet van. Ik wil werken in harmonie, met een ploeg mensen die ik zelf kan kiezen.
(KM/RV/JVS)