Elke dag na school zwerft Sophia rond in een verwaarloosd park, dat als stortplaats wordt gebruikt. Vaak deelt ze haar lunch met de zwerfhond Mingus. Sophia is elf. Ze woont bij haar moeder en mist haar vader die verhuisd is naar Italië. Ze heeft geen vriendjes en wordt gepest door de 'Beestie Boys', een bende straatjochies die een kamp hebben gebouwd in het park. In de stad Malville is het park de enige plek waar kinderen kunnen spelen. Op een dag verneemt Sophia dat het hele park moet wijken voor een gloednieuw kantorencomplex. Mingus zal een spuitje krijgen. Sophia is geschokt. Even later ontmoet ze een vreemde zigeuner die haar een oude lederen bal leent voor vijf dagen. Volgens de zigeuner leeft de bal en kan hij haar misschien helpen om het park te redden. De Bal blijkt een vrolijkerd te zijn. Hij doet voorwerpen vliegen en communiceert met Sophia via zijn gek gefluit. Wanneer de 'Beestie Boys' de krachten van de bal ontdekken, wordt Sophia opgenomen in de bende. Ze beseft dat haar wonderlijke bal zou kunnen beletten dat de mannen van de burgemeester het park met de grond gelijkmaken. Maar dan ontdekt ze dat dit wonderlijke speelgoed ook een donkere kant heeft. Wanneer Sophia's kersverse vriendje haar een kus wil geven wordt de jaloerse bal gemeen. Hij slaat Romeo bont en blauw, gooit het klaslokaal ondersteboven en maakt de andere kinderen bang. Sophia beseft dat de bal slechts een stuk speelgoed is dat enkel wil spelen en haar nooit zal helpen. Sophia voelt zich eenzamer dan ooit en loopt weg van huis…